EEN MORALISTISCH VOLKJE: een denkbare historische achtergrond



We schrijven het jaar 313: Constantijn besluit met Licinius, in wat men wel goed overleg noemt, dat het Christendom voortaan de standaard is. Vanaf dat moment zijn Joodse mythen en sagen tot Gods Woord geworden - en de bijbel is wil en wet - en is bepaald dat het prachtige teksten zijn om te lezen.
Als Leonardo toen opgeschreven had wat hij nu wil gaan opschrijven, dan was de Inquisitie ietsje vroeger begonnen, en even bij mij langs gekomen.

Zou de vorstenkaste volgens Constantijn, of de priesterkaste volgens Miltiades dichter bij die van de Verlichting gestaan hebben, of meer in de buurt komen van de vigerende kasten in het Palestina uit de tijd van de psalmen?
Ik neem de bijbel niet al te letterlijk, meer zoals mythe en sage dat willen: kampvuurverhalen. Maar er is uiteraard een volk geweest zoals de Israëlieten, dat zich vechtenderhand een plekje verworven heeft op aarde en daarmee in de geschiedenis. En ze hebben van hun literatuur een mooi systeem gemaakt: van de schepping tot aan de tijd dat ze feitelijk zichtbaar worden is het wereldgebeuren in een ordentelijk kader geplaatst. Waarvan de psalmen een belangrijk onderdeel uitmaakten.
Niet mijn volkje. En dat zeg ik niet als anarchist, ik weet niet of een anarchistische houding toen expliciet benoemd werd, en of die nodig was om overeind te blijven. Maar het zal je toch als jongeman gezegd worden dat je niet met, en ook niet zonder je vriendinnen mag doen wat jij wil, niet eens zozeer omdat je er blikseminslag of ruggenmergverweking van kon krijgen en andere enge kwalen, maar omdat de Heere God het zo niet gewild heeft. Ik heb het nu over Leviticus, Numeri en Deuteronomium, ook onderdeel van die literatuur.
Een moralistisch volkje

En het mag dan begonnen zijn als kampvuurverhalen, maar tegen de tijd dat ze het voor elkaar hebben gekregen dat de Filistijnen als uitschot in de geschiedenisboeken terecht zijn gekomen - en, met dank aan David, in onze psalmen - hebben de kasten van waaruit het huis van David is opgebouwd en die van de priesters een behoorlijke greep op het volk.

Als ik naar de psalmen kijk stel ik me altijd een poëtische ziel voor die voor zijn tent gezeten om zich heen kijkt en zijn indrukken vastlegt in een schoon vers. Zo stel ik mij de dichter van psalm 103 voor: een man die ziet dat er wordt geboren en wordt doodgegaan, dat daar tussendoor tegenslagen geïncasseerd worden, maar dat er ook weer opgericht wordt, en dat alles bij elkaar het leven redelijk te leven valt. Want zoveel is wel duidelijk uit die mythen en sagen: ze leven in een landje overvloeiende van melk en honing.
Maar de psalmen kennen een ontstaansperiode van meerdere eeuwen, en de Israëlieten hebben niet al hun oorlogen gewonnen. En zo geeft psalm 137 een mooi poëtisch beeld van wat een gedwongen volksverhuizing met een mens kan doen*) - eerder een mooi gedicht dan een klaaglied. Maar de meeste psalmen zijn volgens de kenners voor die tijd ontstaan. En wetende van melk en honing - en van al hun zegetochten met ontvoeringen waarvan psalm 137 wijselijk niet spreekt - kan het niet anders dan bevreemding wekken dat er zoveel geklaag opstijgt, ook uit de psalmen.
Een moralistisch en klagerig volkje.

Die dichters hebben de priesterkaste ongetwijfeld een grote dienst bewezen. Misschien waren ze voor het merendeel wel lid van de kaste, of ingehuurd door de koning om zulke verzen te schrijven: dichter des vaderlands. Bouw mooie paleizen, grootse tempels en zeg tegen het volk dat het uit de breedte of uit de lengte moet komen, en dat het dus niet altijd feest kan zijn - het lijkt warempel wel op het eerste decennium van de 21ste eeuw na Christus: het o zo noodzakelijke beton van de snelwegen en het onvermijdbare vechten in het Midden Oosten moet wel betaald worden mensen, sorry voor het onderwijs en de gezondheidszorg. En het klagen krijgt een massieve gedaante.

Heeft de gewone man die liederen mooi gevonden, de man die daar met zijn hak de weerbarstige aarde bewerkt? Het doet me denken aan mijn zwager, waar ik op een dag onverwacht aanbelde en hoorde dat ie op het land was. Ik daarheen gelopen. Het was een plezierig weerzien. En na wat vrolijke kout zegt ie opeens: geloof jij het nou allemaal nog? Zo'n vraag heb ik hem in de huiskamer nooit horen stellen.
Wat heeft die Israëliet op het land gedacht?
Koningen zijn altijd al in staat geweest om een stoet aan schone "maagden" om zich heen te verzamelen, om hem lof toe te zingen, maar wat te denken van het gewone volk.
Hoe zullen die slovende vrouwen, ver weg van Jeruzalem, hun zangcultuur hebben gezien?

Mag ik die vraag stellen - vind ik het mooi?

Met Martin Luther is er een nieuwe priesterkaste en een nieuwe machtsstructuur bijgekomen. En zie je een tweede historische context van de bijbel en de psalmen opdoemen.
Want anderen hebben die vraag voor mij al veel eerder gesteld. Wie naar de ontstaansgeschiedenis van de bundel van Gerhardt kijkt ziet een weerspiegeling van het ontstaan van al die andere vertalingen. Ver voor de King James en ver voor de Statenvertaling hadden deze taalgebieden ook al een vertaling. Maar het was nooit mooi genoeg. En denk niet dat het de minste was die er zo over dacht - nee, King James zelf, in al zijn wijsheid. Luistert en huivert:

»
This, and more to this purpose, His Majesty that now reigneth (and long, and long may he reign, and his offspring forever, "Himself and children, and children's always) knew full well, according to the singular wisdom given unto him by God, and the rare learning and experience that he hath attained unto; namely that whosoever attempteth anything for the public (especially if it pertain to Religion, and to the opening and clearing of the word of God) the same setteth himself upon a stage to be gloated upon by every evil eye, yea, he casteth himself headlong upon pikes, to be gored by every sharp tongue. For he that medleth with men's Religion in any part, medleth with their custom, nay, with their freehold; and though they find no content in that which they have, yet they cannot abide to hear of altering. Notwithstanding his Royal heart was not daunted or discouraged for this that colour, but stood resolute, "as a statue immovable, and an anvil not easy to be beaten into plates," as one [Suidas] saith; he knew who had chosen him to be a Soldier, or rather a Captain, and being assured that the course which he intended made for the glory of God, and the building up of his Church, he would not suffer it to be broken off for whatsoever speeches or practices ...
«

Zegt het voorwoord tot de King James, inleiding op de inleiding om een nieuwe vertaling te rechtvaardigen - nou, daar kun je Bullshit wel naast leggen.
En zo is iedere keer opnieuw bepaald dat een weer iets andere bijbel het heilig woord van God is, een kostbare overvloed aan leerzame maar ook prachtige teksten, en dat het Boek der Psalmen een schat is die is weggelegd voor alle generaties tot in eeuwigheid, En de literatoren van de nieuwe tijd volgen keurig, de een een beetje nukkig, de ander wat slaafser.

In die kaste van priesters is ook nog een specialistisch kringetje ontstaan: de exegeten. De wetenschap van de historie van de teksten. Ik heb er eentje van dichtbij mogen ervaren, jaren geleden, toen exegese nog gebaseerd was on the axiom, whose truth was so self-evident as to be indisputable, that the word of God was to the effect to prove the existence of God. Ik heb er eentje in mijn boekenkast staan, Bart Ehrmann - en als illustratie een hilarisch optreden in de Colbert Report; mooi cynisch vraagje van Stephen Colbert aan Ehrmann: oh, you know the early Jews better than the early Jews, een vraag die ik voor mezelf ook in de gaten moet houden, om dan verderop nog even te concluderen over exegese aren't you kind of nitpicking ... the better headline is: God dies - Ehrmann dus, een moderne exegeet die geleerd heeft twijfel op te bouwen over al die teksten. En er is die Deense exegeet, die vindt dat het vak exegese opnieuw uitgevonden moet worden en bij nul moet beginnen. Ik weet niet of dat laatste helemaal waar is, ik heb er wel ideeën over, maar één ding is zeker: het boekje van Frankfurt zou in de boekenkast van iedere zichzelf respecterende exegeet moeten staan.

Je zou het aan hedendaagse Joden kunnen vragen: drukten de psalmen werkelijk uit wat de gevoelens van het volk waren. Wel, ik ben het met de impliciete boodschap van Frankfurt eens: het heeft weinig zin om dat aan de voorstanders te vragen, zoals je aan de tegenpartij niet moet vragen het tegendeel te beargumenteren.
Je kan ook plaatjes kijken.
Ik ben niet vertrouwd met de Joodse orthodoxie, maar als ik beelden zie van bij de Klaagmuur - nee dat kunnen geen mooie teksten zijn. En ik gebruik bewust niet het woord vrolijk; nee, mooi is het juiste woord, want alleen mooie teksten maken je vrolijk van binnen. En binnen die orthodoxie zie je niet zo veel van lol in het leven.

*) Ik heb zo mijn vraagtekens bij die gedwongen volksverhuizing. Mensen lopen graag achter overwinnaars aan. Als je naar de verhalen van Daniël of Esther en Mordechai kijkt dan waren ze meer geïntegreerd dan de Turken in het hedendaagse NL.