'k zal psalmen zingen tot Uw eer


Filippus, de man die zelfs tovenaars verbijsterde en bekeerde omdat hij verlamden en kreupelen genas, iets waartoe die tovenaars niet bij machte waren te doen, vroeg aan de opperschatbewaarder van de koningin van Ethiopië verstaat gij wat gij leest. Ik ben nu halverwege mijn psalmenproject - en die vraag echoot steeds sterker in zijn ultieme vorm: heb jij eigenlijk wel gelezen wat er staat?

Volgens een onderzoek in the USA gelooft de helft van de Amerikanen dat de geschiedenis, zoals in de bijbel beschreven, een waarachtige vertelling is van het wereldgebeuren, including the story of Noah. Ze nemen die verhalen letterlijk voor waar.
Maar wat geloven ze dan? Een ander onderzoek, onafhankelijk van het hiervoor genoemde, heeft uitgewezen dat meer dan 60% van wat zich katholiek of protestants noemt, geen enkele profeet op kan noemen. Ze hebben geen weet van wie de Bergrede is. Ze denken dat Mozes een discipel van Jezus was.
Die lui verstaan dus wat ze niet gelezen hebben! Er zijn dan maar twee mogelijkheden: òf ze kletsen uit hun nek, òf hun herders weten niet eens waar ze het over hebben.

Ik heb U in de introducerende pagina's - laat ik het voorzichtig uitdrukken - de suggestie opgedrongen dat hier een kenner van de psalmen aan het woord is. Wat blijkt nu, na ongeveer de helft "herlezen" te hebben: van de 73 psalmen die langs gekomen zijn, zijn er 23 mij niet vertrouwd. Die heb ik nog nooit onder ogen gehad, en ik heb ze waarschijnlijk ook nooit horen lezen. En ik voelde deze nattigheid al nadat ik er een stuk of twintig een plaatsje had gegeven.
Weet ik wel waar ik het over heb?

Even op een rijtje zetten:
- er zijn 73 psalmen langs gekomen, 23 daarvan heb ik nooit gezien
- er zijn 53 melodieën langs gekomen: 17 daarvan heb ik nog nooit gezongen
- er zijn 661 berijmde verzen langs gekomen, slechts 98 daarvan zijn mij vertrouwd

En toch durfde ik mij een kenner te noemen van de psalmen. Ach, voor zover hier sprake is van een misverstand: zeer begrijpelijk! Want iedere keer als ik een psalm hoor, of een citaat uit de psalmen tegenkom, in literatuur of andere geschriften - ik ken ze allemaal, en meestal kan ik ook het psalmnummer nog noemen.
Dus ik moet mee kunnen praten.

Wat is hier aan de hand?
Ja, ik mag meepraten. Het is niet ondenkbaar dat ik mij koning mag noemen in het land der blinden. Want er zijn wel 150 psalmen, en 1431 psalmversjes, de meeste bestaande uit zes of acht regels - wie heeft dat in Godsnaam ooit bij elkaar gedicht? en waar was dat voor nodig: de onberijmde versie kent zo'n 6000 versregels, de berijmde Hollandse versie een kleine 9500 versregels - maar Gerhardt spreekt van dit voor zo tallozen gesloten boek der psalmen..
Daar is wetenschappelijk onderzoek naar gedaan. Jan Smelik deelt ons daarover het één en ander mee in zijn proefschrift Eén in lied en leven met als ondertitel Het stichtelijk lied bij Nederlandse protestanten tussen 1866 en 1938. Wat betreft de psalmen leren wij dat er een corpus was van geliefde en veel gezongen psalmen.
Dat corpus was niet omvangrijk: zo'n 30 psalmen. En van die 30 psalmen werden lang niet alle verzen gezongen. Voorbeeld: van de 17 verzen van psalm 68 werden er 3 gezongen (ik kan er 4 dromen!).

Die 98 verzen uit 661 die ik ken klopt statistisch redelijk met mijn opvoeding: als dat voor het hele psalmboek geldt, kom ik op 200 verzen. Wij moesten op de Christelijke Nationale School iedere week een psalmvers leren, en af en toe een vers uit de gezangen. In zes jaar kom je dan ongeveer op dat aantal, rekening houdend met vakanties en het aantal mij vertrouwde gezangen.

Is dat niet wat magertjes, voor de mannenbroeders die toch rotsvast in hun geloof stonden en altijd een bijbeltekst klaar hadden als argument in wat voor discussie dan ook?
Abraham Kuyper, hun grote leidsman, vond het onbevredigend.
Maar wie de hilarische tekst leest waarin de predikant Schilder (de latere hoogleraar en vrijmaker van een deel van de Gereformeerde Kerken) die psalmzingende mannenbroeders uitgebeeld heeft, zal daar niet zo vreemd van op kijken. Hij had het stoute plan opgevat de gemeente die hij diende (Gorinchem) alle psalmen te doen zingen. Hij bekent, in de kerkbode, dat hij met al zijn goede voornemens radikaal verslagen is.

»
Ik heb het vaak vreselijk gevonden: de zeurige wijzen, de slepende, trekkende melodieën. En dan - hier een gemeente die eenvoudig voor ongeveer de helft kalmpjes staakt als de wijs niet aanstaat; ginds een organist die haspelt; elders een die trekt als een versleten sleeperspaard; ginds een orgel dat niet de onbekende melodie duidelijk kan doen uitkomen of een organist die daarvoor de registratie niet weet en een dusdanig orgel en een dusdanige organist bij elkaar er aan gewaagd; elders een gekrijsch en geschreeuw dat bij de bekendste melodieën toch al ongenietbaar is, maar dan bij dergelijke onbekende heelemaal een bedreiging met een slapeloozen nacht wordt.
«

Je begrijpt dat, volgens de verzuchting van een andere predikant, de herders een sterk onderscheid maken tusschen psalm en psalm, en menig goddelijk lied ongezongen laten.

En dan het oudtestamentische karakter van de psalmen: zingen over Israël en Sion alsof we hier niet ons eigen Denkend aan Holland zie ik brede rivieren of Bij ons in de Jordaan hebben.
Er waren predikanten die vonden dat nieuwtestamentische Christenen geen Hebreeuws wraaklied mogen zingen (denk aan psalm 109).

Nog zoiets: het heet dat de psalmen veelvuldig aangeroepen worden in het Nieuwe Testament.
Dat valt ook al mee (of een beetje tegen). Vaak wordt iets een verwijzing genoemd, terwijl daar helemaal geen sprake is van want er staat geschreven, maar van dagelijks, synagogaal taalgebruik. Onder de 72 psalmen heb ik er 15 gevonden waarnaar daadwerkelijk verwezen wordt. De profeten worden vaker aangeroepen (en daar hebben dan de Amerikaanse bijbellezers weer nooit van gehoord).

Mag ik dus meepraten?
Laat ik het zo zeggen: Leonardo, die geboren is uit een ouderling, opgegroeid is in een gezin dat kerkorganisten heeft voortgebracht en veel van de dagen zijner jeugd in de schaduw van de kansel heeft geleefd, is zeer vertrouwd met het corpus van de gekende Psalmen - èn kent er nog wel een paar meer.

Mag ik de vraag stellen of Matsier, die toch een ode aan de psalmen heeft gebracht, de psalmen gelezen heeft?
Heeft Jan Siebelink, van Knielen op een bed violen, wel voldoende kaas gegeten van de praktijk van de psalmen? Het is meestal wel goed voor een roman om een bizar personage op te voeren; maar terloops melding maken van een dominee die alle 88 verzen van psalm 119 van voor naar achter laat zingen is een bespottelijke voorstelling van zaken - en dan te bedenken dat in dat soort kerken het zingen van enkele verzen een kwartier duurde.
Mag ik deze twijfels uitspreken?
Wel, van Sartre is bekend dat als hij weer eens een voorwoord moest schrijven, of een boekrecensie, hij het onderhavige boek ter hand nam, er enige tijd in bladerde, en vervolgens het gewenste schrijfwerk afleverde. (En Sartre was niet de enige.)

Ida Gerhardt, ja, die heeft alle psalmen gelezen, geen twijfel mogelijk. Ze heeft ze stuk voor stuk in de hand gehad, in de taal van de overgeleverde teksten, en vervolgens geworsteld om er een mooie tekst NL van te maken. In haar verantwoording spreekt ze overigens niet van de schoonheid van de psalmen. Ze heeft het over ... die vreemde, verstarde, hortende en veelal onverstaanbare taal (waaraan men zelfs de naam proza moet ontzeggen) die zovele jaren van de kansel tot ons is gekomen ... en ze wil met haar vertaling het psalmvers niet zijn kracht, zijn leven, zijn adem en ritme ontnemen.
Matsier zegt: de psalmen zijn Poëzie - en mijmert over muziekpartituren van de koralen én romaanse en gotische kerkgebouwen; ook in lyrische beschouwingen daarover vinden Gerhardt's epitheta kracht, leven, ritme en adem een comfortabele plaats.

Straks zijn er een paar Nederlanders meer die alle psalmen in hun handen gehad hebben: ik en mijn "meelezers".
Eén meelezer zei na 46 psalmen: nu weten we het wel zo'n beetje, dit is toch wel het einde van je project.
Een andere opmerking was: het is dat ik over je schouder kan meelezen, anders zou het wel een straf zijn.
Het (voorlopige) oordeel is dus niet zo bewonderend. Jawel, hier en daar is er een tekst waarvan je mag zeggen: best een aardig gedicht, maar het is die altijd beschuldigende vinger naar, en het lasterlijk spreken over de boze buurman dat ook die paar mooie psalmen uiteindelijk onverteerbaar maakt. Voor de rest: of het is van dik hout zaagt men planken, of, in de meeste gevallen, uit dat hout gesneden dat je niet graag in je open haard stopt omdat het zo spat: vurenhout.

Wel, over smaak valt niet te twisten.
Moedig voorwaarts dus.


NB
Op de pagina's waar de psalmen naar hun aard zijn ingedeeld (mijn indeling) stond de mededeling dat de stereotiepe tekstvormen wel waren ingevuld maar dat daarmee nog niet alle vragen beantwoord waren.

Inmiddels zijn we enige tijd verder. Mijn meelezers vonden dat ze het allemaal wel gezien hadden en dat datgene wat ik over de psalmen te zeggen had goed gezegd was.

Of daarmee alles over de psalmen is gezegd weet ik niet - vast niet - maar genoeg is, voorlopig althans, genoeg.
Wat dat betekent voor het lezen van de resterende psalmen ligt in de schoot van de toekomst verborgen.